Duurzaamheids-gerelateerde publicaties
De pensioenregeling van Ahold Delhaize Pensioen (hierna ‘Pensioenregeling’) promoot ecologische of sociale kenmerken en belegt alleen in ondernemingen die voldoen aan de vereisten van goed bestuur.
Meer duurzaamheidsinformatie over de Pensioenregeling is te vinden in naastgelegen accordeon.
- 1. Samenvatting SFDR Duurzaamheidsinformatie
De pensioenregeling van Ahold Delhaize Pensioen (hierna ‘Pensioenregeling’) promoot ecologische of sociale kenmerken en belegt alleen in ondernemingen die voldoen aan de vereisten van goed bestuur. Hiermee classificeert deze Pensioenregeling als artikel 8 onder SFDR. Hieronder vind u een samenvatting van de duurzaamheidsinformatie.
2. Geen duurzame beleggingsdoelstelling
Deze Pensioenregeling promoot ecologische en/of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling. De Pensioenregeling houdt via MVB-instrumenten (het uitsluitingsbeleid, ESG-integratie en engagement) rekening met de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren.3. Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product
De ecologische en/of sociale kenmerken van de pensioenregeling zijn:
- CO2-reductie strategie
- Uitsluitingsbeleid4. Beleggingsstrategie
Ahold Delhaize Pensioen heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid en heeft de overtuiging dat duurzaam beleggen bijdraagt aan lange termijn waardecreatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de ecologische en sociale kenmerken. Zie onze website voor een toelichting op deze en andere beleggingsovertuigingen. De Pensioenregeling hanteert een beleid om te zorgen dat wordt belegd in ondernemingen die voldoen aan de praktijken van goed bestuur (‘good governance’).5. Aandeel beleggingen
Minimaal 76% van de beleggingen zal behoren tot de categorie #1 In lijn met E/S-kenmerken. Maximaal 24% van de beleggingen zal in de categorie #2 Overig vallen. De pensioenregeling heeft geen duurzame beleggingen zoals gedefinieerd in de SFDR. De pensioenregeling streeft geen milieudoelstelling na zoals gedefinieerd in de EU-taxonomie. Daarom houdt 0% van de onderliggende beleggingen van deze pensioenregeling rekening met de EU-taxonomiecriteria voor ecologisch duurzame beleggingen.6. Monitoring van ecologische of sociale kenmerken
Om te bepalen of de Pensioenregeling voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken, wordt per kenmerk gekeken naar een relevante duurzaamheidsindicator. Per kenmerk wordt zo gemeten of aan de gepromote ecologische of sociale kenmerken wordt voldaan. De monitoring vindt plaats over de volledige levensduur van de Pensioenregeling. Voor meer informatie over de duurzaamheidsindicatoren zie de rubriek ‘Monitoring van ecologische of sociale kenmerken’.7. Methodologieën
Om te meten hoe de Pensioenregeling de gepromote ecologische of sociale kenmerken behaalt, is per kenmerk een uitgebreide methodologie opgesteld. Voor iedere methodologie vinden vanuit gevalideerde externe databronnen metingen plaats. Voor meer informatie zie de rubriek ‘Methodologieën’.8. Databronnen en -verwerking
De Pensioenregeling gebruikt externe gegevens als input voor onze ecologische of sociale kenmerken. Onze voorkeur gaat uit naar gestandaardiseerde gegevens waar mogelijk, zoals gegevens van onafhankelijke onderzoeksbureaus ISS ESG en MSCI ESG. De gegevens van de geselecteerde externe onafhankelijke onderzoeksbureaus (dataproviders) zijn in de meeste gevallen leidend bij het toepassen van het uitsluitingsbeleid en de ESG-integratie. We onderzoeken de gegevenskwaliteit van elke dataprovider tijdens de due diligence beoordelingen in het selectieproces van de dataprovider.9. Methodologische en databeperkingen
Het pensioenfonds kent enkele beperkingen aan de gehanteerde methodologie en gegevensverwerking:
- Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op producten (steenkolen, tabak, controversiële wapens)
- Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op normschendingen
- Beperkingen aan CO2-gegevens
Deze worden verder toegelicht in de rubriek ‘Methodologische en databeperkingen’.
10. Due diligence
Due diligence is er op gericht om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen, te prioriteren en analyseren. Dit betreft de negatieve impact voor de samenleving en het milieu in zowel de beleggingsportefeuille als bij potentiële beleggingen. De ESG-dienstverlener doorloopt periodiek een screening van bedrijven op het schenden van de daarin genoemde internationale normen. Dit proces wordt due diligence genoemd. Het due diligence proces wordt doorlopen om de belangrijkste ongunstige effecten van de beleggingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen en te prioriteren, met als doel ze te voorkomen en te verminderen alsmede om verantwoording af te leggen over hoe de Pensioenregeling omgaat met de geïdentificeerde effecten. Zie voor meer informatie ook onze ‘Verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren’ op deze website.11. Engagementbeleid
Namens het pensioenfonds wordt met ondernemingen die binnen de scope van het engagementbeleid vallen de dialoog gevoerd. Het pensioenfonds maakt onderscheid tussen twee soorten engagement: Normatieve en Thematische engagement. Daarnaast maakt het pensioenfonds actief gebruik van haar aandeelhoudersrechten om langetermijnwaardecreatie te bevorderen bij de ondernemingen waarin wordt belegd (stemmen).
12. Aangewezen referentiebenchmark
Er is geen alomvattende referentiebenchmark op het niveau van de pensioenregeling om te bepalen of deze is afgestemd op de ecologische en/of sociale kenmerken die het promoot. Hiermee is deze rubriek niet van toepassing.
- 2. Geen duurzame beleggingsdoelstelling – Artikel 26
De Pensioenregeling promoot ecologische en/of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling.
Aan de hand van de MVB-instrumenten uitsluiten, engagement en ESG-integratie wordt rekening gehouden met de PAI indicatoren en de internationale richtlijnen, zie onderstaande tabel:
Belangrijkste ongunstige effecten indicator volgens SFDR
Ondernomen acties (in lijn met ecologische en sociale kenmerken, incl. engagement)
Duurzaamheidsindicator zoals gebruikt door het pensioenfonds
Relevante beleggingscategorie
CO2-voetafdruk van ondernemingen waarin wordt geïnvesteerd
ESG-integratie
CO2/EVIC
High Yield (vanaf 16 januari 2023) (implementatie in overige categorieën volgt)
Blootstelling aan ondernemingen die actief zijn in de fossiele brandstofsector
Uitsluiten
Betrokkenheid bij kolen en teerzanden, schalieolie en -gas, arctische olie en-gas met een omzetgrens van >5%
Aandelen, bedrijfsobligaties (mandaten)
Blootstelling aan controversiële wapens
Uitsluiten
Betrokkenheid bij producenten van controversiële wapens
Aandelen, bedrijfsobligaties (mandaten)
Schendingen van UN Global Compact, OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights
Uitsluiten
Betrokkenheid bij bedrijven die structureel internationale normen schenden
Aandelen, bedrijfsobligaties (mandaten)
Landen waarin is belegd met schendingen van sociale rechten
Uitsluiten
Betrokkenheid bij landen waarin schendingen plaatsvinden op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en corruptie
Staatsobligaties(mandaten)
- 3. Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product – Artikel 27
Deze Pensioenregeling promoot de volgende ecologische of sociale kenmerken:
- CO2-reductie. De CO2-voetafdruk van de portefeuille wordt vergeleken met die van de benchmark. Daarbij heeft de portefeuille als doelstelling de CO2-voetafdruk te verkleinen: in 2030 moet deze tenminste 50% lager zijn dan die van de benchmark in 2020. Om dit te realiseren worden de broeikasgasemissies in één keer met 30% verlaagd en daarna tot 2030 jaarlijks met gemiddeld 7%. De langetermijndoelstelling is een klimaatneutrale portefeuille in 2050.
- Uitsluitingsbeleid. De volgende investeringen zijn uitgesloten:
- 4. Beleggingsstrategie – Artikel 28
Het pensioenfonds heeft de volgende beleggingsovertuigingen, die het uitgangspunt zijn voor de beleggingsstrategie:
- Ahold Delhaize Pensioen heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid en heeft de overtuiging dat duurzaam beleggen bijdraagt aan lange termijn waardecreatie.
- Ahold Delhaize Pensioen is een lange termijn belegger. Ahold Delhaize Pensioen heeft de overtuiging dat illiquide beleggingen een extra rendement (na kosten) opleveren.
- Ahold Delhaize Pensioen heeft de overtuiging dat beleggingsrisico op langere termijn wordt beloond en dus bijdraagt aan het realiseren van de ambitie en doelstelling van Ahold Delhaize Pensioen.
- Ahold Delhaize Pensioen heeft de overtuiging dat de rente niet goed te voorspellen is.
- Ahold Delhaize Pensioen heeft de overtuiging dat diversificatie loont.
- Ahold Delhaize Pensioen heeft de overtuiging dat goede en gestructureerde beleggingsprocessen en grondige kennis en beheersing van beleggingsrisico’s essentiële voorwaarden zijn voor een gezond rendement en dus een duurzaam pensioen.
- Ahold Delhaize Pensioen is kostenbewust.
- Ahold Delhaize Pensioen heeft de overtuiging dat markten efficiënt zijn en gelooft in de consensus van de markt.
Hierbij wordt rekening gehouden met de ecologische en sociale kenmerken. Zie voor een toelichting de beleggingsovertuigingen op onze website.
De Pensioenregeling hanteert een beleid in lijn met de SFDR-wetgeving om te zorgen dat wordt belegd in ondernemingen die voldoen aan de praktijken van goed bestuur (‘good governance’). Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur worden op voorhand uitgesloten. Daarbij wordt minimaal gekeken naar wettelijke vereisten op het gebied van:
- goede managementstructuren;
- betrekkingen met werknemers;
- beloning van het betrokken personeel;
- naleving van de belastingwetgeving.
Hier bovenop wordt, zowel vóór als na het aankopen van beleggingen, het MVB-beleid toegepast. Bij het bepalen of ondernemingen goed presteren op het gebied van goed bestuur, wordt gebruik gemaakt van ESG-data van derden. Mocht een onderneming waarin wordt belegd na verloop van tijd niet goed presteren, dan wordt deze onderneming alsnog uitgesloten volgens het gestandaardiseerde uitsluitingsproces.
Het beoordelingsbeleid voor praktijken op het gebied van goed bestuur van de ondernemingen waarin is belegd is in 2022 door het pensioenfonds aangenomen en zal in de loop van Q1 2023 in de gehele portefeuille worden geïmplementeerd conform het bestaande uitsluitingsproces.
- 5. Aandeel beleggingen – Artikel 29
Minimaal 76% van de beleggingen zal behoren tot de categorie #1 In lijn met E/S-kenmerken. Maximaal 24% van de beleggingen zal in de categorie #2 Overig vallen.
#1 – 76% zijn beleggingen in lijn met ecologische of sociale (e/s) kenmerken op basis van toepassing van uitsluitingen en de CO2 -reductiestrategie waar relevant. Dit betreft de beleggingscategorieën waar het pensioenfonds belegt via mandaten: Aandelen Wereld, bedrijfsobligaties, beursgenoteerd vastgoed* en Europese staatsobligaties*.
*Het pensioenfonds neemt beursgenoteerd vastgoed en de Europese staatsobligaties portefeuille mee in het % beleggingen met e/s kenmerken. Het uitsluitingsbeleid is hier ook van toepassing, echter dit leidt niet tot additionele uitsluitingen.
#2 - 24% valt in de categorie overig. Uitsluiting of ESG-integratie wordt niet conform het beleid van het pensioenfonds toegepast op alle beleggingen. Dit betreft onze beleggingen in beleggingsfondsen.
- 6. Monitoring van ecologische of sociale kenmerken – Artikel 30
Om te bepalen of deze Pensioenregeling voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken, wordt gekeken naar de volgende duurzaamheidsindicatoren:
- CO2-voetafdruk. De CO2-voetafdruk laat de door de portefeuille gefinancierde broeikasgasemissies zien. Om deze CO2-voetafdruk te bepalen, wordt eerst van elke onderneming in de portefeuille de totale uitstoot van broeikasgassen per jaar berekend. Er wordt daarbij zowel gekeken naar de uitstoot die de onderneming zelf veroorzaakt door bedrijfsactiviteiten (scope 1 volgens het Greenhouse Gas Protocol), als naar de uitstoot die samenhangt met de productie van energie die de onderneming inkoopt (scope 2 volgens het Greenhouse Gas Protocol). Dit wordt gedeeld door de ondernemingswaarde inclusief contanten (EVIC) in datzelfde jaar. De uitkomst hiervan geeft weer hoeveel broeikasgassen een onderneming uitstoot voor elke euro aan financiering. Om tot de CO2-voetafdruk van de hele portefeuille te komen, wordt het gewogen gemiddelde van de CO2-voetafdrukken berekend van alle ondernemingen waarin wordt belegd. De ondernemingen waarin veel wordt belegd wegen dus zwaarder mee.
- Uitsluitingsbeleid. Deze indicator wordt uitgedrukt door middel van het percentage uitgesloten ondernemingen van de beleggingsportefeuille gebaseerd op het uitsluitingsbeleid van het pensioenfonds.
De ecologische of sociale kenmerken die door de Pensioenregeling worden gepromoot worden inzichtelijk gemaakt via duurzaamheidsindicatoren. Deze duurzaamheidsindicatoren worden gedurende de levensduur van de Pensioenregeling gemonitord en jaarlijks gerapporteerd door de ESG-dienstverlener. Dit wordt gerapporteerd in het art. 8 template bij het jaarverslag. Op dit rapportageproces zijn kwaliteitsstandaarden en beheersmaatregelen in de vorm van een gegevensleveringsovereenkomst met de dataproviders van toepassing, waarmee data- en plausibiliteitscontroles geborgd zijn.
- 7. Methodologieën – Artikel 31
De volgende methodologieën worden gebruikt om te meten hoe de door de Pensioenregeling gepromote ecologische of sociale kenmerken worden behaald:
Uitsluitingen
Controversiële wapens
Het onafhankelijke onderzoeksbureau ISS ESG stelt ieder halfjaar vast welke ondernemingen betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens. Daartoe bekijkt het onderzoeksbureau het gehele beleggingsuniversum. Wanneer het onderzoeksbureau betrokkenheid vaststelt, leidt dit tot uitsluiting. De criteria voor uitsluiting zijn te vinden in ons MVB-beleid op de website.
Tabaksproducenten
Betrokkenheid van individuele bedrijven wordt vastgesteld aan de hand van omzet gegenereerd uit de productie en distributie van tabaksgoederen. Deze omzetgegevens zijn afkomstig van de externe en onafhankelijke dataleverancier ISS. Een bedrijf wordt uitgesloten indien de tabaksgoederen gerelateerde omzet >50% is. Tweemaal per jaar is er een toetsing op het beleggingsuniversum op dit criterium, op basis waarvan kan worden besloten tot uitsluiting.
Steenkolen, teerzanden, schaliegas en -olie, Arctisch gas en -olie
Aan de hand van MSCI ESG-data stelt de ESG-dienstverlener vast of ondernemingen op basis van omzetcijfers een blootstelling van meer dan 5% hebben naar thermisch steenkool, teerzanden, schalieolie- en gas en Arctische olie- en gas. Deze ondernemingen worden uitgesloten. Tweemaal per jaar is er een toetsing op het beleggingsuniversum op dit criterium, op basis waarvan kan worden besloten tot uitsluiting.
Het steenkoolbeleid is gericht op het delven en het gebruik van thermisch steenkool (inclusief bruinkool,
bitumen, antraciet en stoomkolen). Ondernemingen worden uitgesloten van beleggingen als:
a. De omzet van een onderneming voor meer dan 5% afkomstig is uit aan steenkool gerelateerde activiteiten. De winning van thermische steenkool (inclusief bruinkool, bitumineuze, antraciet en stoomkolen) en de verkoop ervan aan externe partijen zijn relevant bij het bepalen van de aan steenkool gerelateerde omzet. Inkomsten uit kolenhandel worden vanwege databeperkingen vooralsnog niet meegenomen in deze berekening.
b. De omzet van een onderneming voor meer dan 5% afkomstig is van elektriciteitsopwekking uit thermische steenkool (inclusief bruinkool, bitumineuze, antraciet en stoomkolen).
Normschenders
Aan de hand van ISS ESG-data bepalen het pensioenfonds en de ESG-dienstverlener of er betrokkenheid is bij activiteiten en/of gebeurtenissen die in strijd zijn met internationale normen, zoals de UN Global Compact, OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Daartoe bekijkt het onderzoeksbureau ISS het gehele beleggingsuniversum.
Ondernemingen die de internationale normen schenden en geen maatregelen hebben genomen, worden direct uitgesloten nadat de schending is vastgesteld door ISS ESG (geverifieerde schending). Deze ondernemingen worden bij de eerst volgende actualisatie van de uitsluitingslijst uitgesloten nadat de schending is vastgesteld. Indien wel maatregelen zijn genomen wordt de onderneming maximaal 2 jaar op de watchlist geplaatst.
Ondernemingen die door ISS ESG aangemerkt worden als “vermeende normschender” én in het Normatief engagement programma onvoldoende voortgang boeken én door andere databronnen als schender van internationale normen worden aangemerkt worden ook uitgesloten.
Dit betreft de volgende ondernemingen die aan alle vier onderstaande voorwaarden voldoen:
1. Ondernemingen die als vermeende normschender zijn aangemerkt door ISS ESG.
2. Ondernemingen die niet hebben gereageerd op engagement en/of geen maatregelen hebben genomen, en
3. Ondernemingen die bij dataprovider MSCI ESG op ‘fail’ staan bij UN Global Compact
4. Als er na twee jaar, na de start van escalatie, nog geen maatregelen zijn genomen wordt beoordeeld of de onderneming op de uitsluitingslijst geplaatst moet worden.
De ESG-dienstverlener beoordeelt de casus. Dit is een kwalitatief oordeel dat gebaseerd wordt op de vier bovenstaande punten. Jaarlijks toetst de ESG-dienstverlener het beleggingsuniversum op dit criterium.
Landenuitsluitingen
Staatsobligaties van landen worden uitgesloten van beleggingen, wanneer in deze landen structureel internationale conventies en verdragen niet nageleefd worden. Voor het landenbeleid worden onderstaande conventies en verdragen in acht genomen:
- De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (mensenrechten)
- Fundamentele Principes en Rechten op het Werk (arbeidsnormen)
- Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie (anti-corruptie)
Databronnen
De onderzoeksresultaten uit de indices van de volgende instituten zijn relevant en bruikbaar bevonden om te bepalen in welke mate de conventies en verdragen in de individuele landen nageleefd worden:
a. Freedom House met de Freedom in the World index ten aanzien van mensenrechten.
b. ITUC met de ITUC Global Rights index ten aanzien van arbeidsnormen.
c. Transparency International met de Corruption Perception index ten aanzien van anti-corruptie.
Normering
Voor het landenbeleid worden minimumeisen gesteld aan de prestaties op de bovengenoemde indices. Als normering geldt:
a. De vrijheid-rating in de Freedom in the World index dient kleiner dan 5 te zijn (gemiddelde van Political Rights en Civil Liberties) te zijn.
b. De ITUC rating in de ITUC Global Rights index dient 5+ (No guarantee of rights due to the breakdown of the law) te zijn.
c. De CPI-score in de Corruption Perception index dient <19 te zijn.
Implementatie
Indien een land op één van de drie indices niet voldoet aan de normering komt het land in aanmerking voor uitsluiting. Hiertoe bepaalt de ESG-dienstverlener jaarlijks aan het eind van het jaar de prestaties van de individuele landen op bovengenoemde indices.
Indien de prestatie van een land niet voldoet aan de normering wordt dit land toegevoegd aan of gehandhaafd op de lijst van uitgesloten landen. Posities in dit land worden binnen een redelijke termijn verkocht. Indien de prestatie van een land wel weer voldoet aan de normering wordt het land verwijderd van de lijst van uitgesloten landen. Posities in dit land mogen dan weer opgebouwd worden.
Bedrijven in die landen waar het uitgesloten land een meerderheidsbelang heeft
In aansluiting op het landenbeleid kiest het pensioenfonds ervoor om niet te beleggen in bedrijven in die landen waar het uitgesloten land een meerderheidsbelang heeft zoals beschreven in het MVB-beleid. Aan de hand van data van MSCI ESG-data bepaalt de ESG-dienstverlener in welke bedrijven het uitgesloten land een belang heeft van 50% of meer. Deze bedrijven worden uitgesloten. Ieder halfjaar toetst de ESG-dienstverlener het beleggingsuniversum op dit criterium.
ESG-integratie
Het meenemen van ESG-informatie in het beleggingsproces wordt ook wel ESG-integratie genoemd. Hiervoor maakt de ESG-dienstverlener gebruik van MSCI ESG-data. De ESG-data heeft effect op de samenstelling van de portefeuille.
We gebruiken de volgende maatstaven van MSCI ESG data:
- CO2-voetafdruk (CO2/EVIC). De CO2-voetafdruk laat de door de portefeuille gefinancierde broeikasgasemissies zien. Om deze CO2-voetafdruk te bepalen, wordt eerst van elke onderneming in de portefeuille de totale uitstoot van broeikasgassen per jaar berekend. Er wordt daarbij zowel gekeken naar de uitstoot die de onderneming zelf veroorzaakt door bedrijfsactiviteiten (scope 1 volgens het Greenhouse Gas Protocol), als naar de uitstoot die samenhangt met de productie van energie die de onderneming inkoopt (scope 2 volgens het Greenhouse Gas Protocol). Dit wordt gedeeld door de ondernemingswaarde inclusief contanten (EVIC) in datzelfde jaar. De uitkomst hiervan geeft weer hoeveel broeikasgassen een onderneming uitstoot voor elke euro aan financiering. Om tot de CO2-voetafdruk van de hele portefeuille te komen, wordt het gewogen gemiddelde van de CO2-voetafdrukken berekend van alle ondernemingen waarin wordt belegd. De ondernemingen waarin veel wordt belegd wegen dus zwaarder mee. Ondernemingen waarvan de data ontbreekt, krijgen effectief het portefeuille gemiddelde toegewezen. - 8. Databronnen en -verwerking – Artikel 32
De Pensioenregeling gebruikt externe gegevens als input voor onze duurzame beleggingsprocessen. De voorkeur gaat uit naar gestandaardiseerde gegevens waar mogelijk, zoals gegevens van onafhankelijke onderzoeksbureaus ISS ESG en MSCI ESG. De ESG-dienstverlener voert voorafgaand onderzoek uit naar alle potentiële dataproviders om vast te stellen of de data (i) geschikt zijn voor het doel waarvoor de data zal worden gebruikt, (ii) overeenkomen met het beleggingsuniversum en (iii) van voldoende kwaliteit zijn.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gebruikte databronnen per MVB-instrument.
MVB-instrument
Onderwerp
Databron
Uitsluitingen*
Controversiële wapens
ISS ESG
Tabaksproducenten
ISS ESG
Steenkolen, teerzanden, schaliegas en -olie, Arctisch gas en -olie
MSCI ESG
Normschenders
ISS ESG
Landen
Freedom in the World index van Freedom House, ITUC Global Rights index, Corruption Perception index van Transparency International
Staatsbedrijven
MSCI ESG
ESG-integratie
CO2-reductie (CO2/EVIC)
MSCI ESG/Factset
* Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur ('good governance') worden tevens uitgesloten, als wettelijk verplicht onderdeel van de classificering als Artikel 8. Hiervoor is MSCI ESG de databron.
Kwaliteit en verwerking van de gegevens
De gegevens van de geselecteerde externe onafhankelijke onderzoeksbureaus (dataproviders) zijn in de meeste gevallen leidend bij het toepassen van het uitsluitingsbeleid en de ESG-integratie.
We onderzoeken de gegevenskwaliteit van elke dataprovider tijdens de due diligence beoordelingen in het selectieproces van de dataprovider. Dit omvat activiteiten zoals het beoordelen van het datamodel, statistische controles en beoordelen van de dekking van de gegevens op de benchmarks en portefeuilles. Waar relevant wordt de impact van verschillende gegevensbronnen op onze beleggingsbeslissingen ex ante getoetst. Via deze stappen streeft het pensioenfonds naar een voldoende mate van vertrouwen in de gekozen gegevens en dataproviders.
Onze ESG-dienstverlener voert doorlopend steekproefsgewijze controles van gegevens uit. Bijzondere constateringen worden besproken met de relevante dataprovider. Dit kan leiden tot ad hoc aanpassingen van externe gegevens of tot structurele aanpassingen in het gebruik van gegevens. Het overschrijven van gegevens en/of het hanteren van alternatieve gegevens wordt onderbouwd gedocumenteerd. Periodiek vindt er een uitgebreidere evaluatie plaats van de geselecteerde dataproviders en geselecteerde gegevens. Deze evaluatie kan leiden tot het beëindigen van de samenwerking met een dataprovider dan wel tot de selectie van een andere dataprovider.
Waar mogelijk worden de gegevens geautomatiseerd in het administratiesysteem van de ESG-dienstverlener en ingelezen via een API (een datalink tussen de dataprovider en onze systemen) en via het administratiesysteem gebruikt voor beleggingsprocessen en rapportagedoeleinden. Voor enkele beleggingsprocessen vindt toegang tot de gegevens plaats via platforms van derde partijen. De gegevens voor de uitsluitingsprocessen wordt verwerkt in een database en via automatisch gegenereerde Excel templates gedeeld met de vermogensbeheerders.
De gegevensbronnen die gebruikt worden om ecologische- of sociale kenmerken te promoten zijn in de basis, met uitzondering van CO2-data, kwalitatief van aard. Beschikbare gegevensbronnen worden door de ESG-dienstverlener gecategoriseerd, geordend en gelabeld en omgezet in numeriek waardes ten behoeve van beschrijvende analyses en waardeoordelen. Daarmee is deze data in aanleg gemodelleerd. Onze ESG-dienstverlener maakt zelf geen schattingen in de data, maar koopt data in. Als er geen data beschikbaar is, is er geen grond voor acties.
De mate waarin gerapporteerde CO2-data beschikbaar is verschilt per beleggingscategorie en de reikwijdte van de CO2-data (in termen van scopes zoals gedefinieerd in het GHG Protocol). Voor aandelen ontwikkelde markten is het percentage ondernemingen dat zowel scope 1 en scope 2 CO2-data publiceren en waarbij deze data voldoet aan kwaliteitseisen vanuit het Carbon Disclosure Protocol relatief hoog. Indien de scope 3 data toegevoegd wordt dan is het percentage ondernemingen dat over alle 15 scope 3 subcategorieën rapporteert laag. Dit is het gevolg van een gebrek aan beschikbare scope 3 data. Zodra ondernemingen hun scope 3 emissies gaan rapporteren, komt deze data beschikbaar via de ESG-dataprovider. CO2-databeschikbaarheid en -kwaliteit is beduidend lager voor overige beleggingscategorieën en regio’s.
- 9. Methodologische en databeperkingen – Artikel 33
Er zitten enkele beperkingen aan de gehanteerde methodologie en gegevens. De belangrijkste beperkingen laten zich omschrijven als:
Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op producten (steenkolen, tabak, controversiële wapens)
Voor de uitsluitingen gericht op producten vertrouwt de ESG-dienstverlener op het externe oordeel van de geselecteerde dataprovider. De dataprovider hanteert bij het opstellen van een oordeel ten aanzien van een onderneming zowel bronnen afkomstig van de onderneming in kwestie als bronnen vanuit publiek beschikbare documenten. Deze kunnen afkomstig zijn van maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke publicaties, brancheorganisaties, intergouvernementele organisaties, (lokale) overheden, et cetera. Op basis van de beschikbare bronnen maakt de externe dataprovider een gefundeerde inschatting of en in welke mate een onderneming betrokken is bij een product waar een uitsluitingsbeleid voor van kracht is.
Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op normschendingen
Voor de uitsluitingen van normschenders wordt in eerste instantie vertrouwd op het externe oordeel van de geselecteerde dataprovider. Er zijn echter geen scherp gedefinieerde criteria die vaststellen of specifiek gedrag ook werkelijk een normschending is. Dit blijft een kwalitatief waardeoordeel. Geconstateerde gedragingen die op gespannen voet staan met ons normenkader moeten goed gedocumenteerd worden en op een adequate en eenduidige wijze beoordeeld worden. Op die manier beoordeelt de ESG-dienstverlener alle schendingen op dezelfde wijze. Een casus wordt op basis van het door de externe dienstverlener samengestelde dossier besproken in het Fund Management Committee van de ESG-dienstverlener voordat er tot uitsluiting wordt overgegaan.
Beperkingen aan CO2-gegevens
Een effectieve CO2-voetafdrukmeting vereist een gedetailleerd begrip van de uitstoot van broeikasgassen van de beleggingen in portefeuille. We kwalificeren de datakwaliteit van CO2-gegevens als hoog voor de beleggingen in zowel ontwikkelde als opkomende markten, op basis van de Platform for Carbon Accounting Financials (PCAF)-scoretabel. Voor alle posities is het uitstaande bedrag in het bedrijf bekend. Ook zijn geverifieerde uitstootgegevens van eigen activiteiten (scope 1) en elektriciteitsverbruik (scope 2), met behulp van het raamwerk van het Greenhouse Gas (GHG)-protocol, voor het grootste deel van de portefeuille beschikbaar. Waar emissiegegevens niet direct beschikbaar zijn, worden deze gemodelleerd door de ESG-gegevensaanbieder met behulp van verschillende methoden.
Een andere beperking in het gebruik van de scope 1 en scope 2 CO2 gegevens is de vertraging waarmee de gerapporteerde CO2 -gegevens beschikbaar komen bij beleggers. Een CO2 -voetafdruk is daardoor per definitie ‘terugkijkend’.
De meeste bedrijven richten zich vooralsnog op het meten van de uitstoot van hun eigen activiteiten en elektriciteitsverbruik, met behulp van het scope 1- en scope 2-raamwerk van het GHG-protocol. Het beoordelen van broeikasgasemissies in de gehele waardeketen is complex. Het aantal ondernemingen dat werkelijk de broeikasgasemissies voor elk van de 15 categorieën van scope 3-emissies (zoals gekochte goederen en diensten, transport en distributie en gebruik van verkochte producten) inzichtelijk maakt is zeer beperkt. Meerdere onderzoeken tonen dat de huidig gehanteerde methodes voor het modelleren van scope 3 emissies nog tekortschieten. Wij hanteren daarom momenteel geen scope 3 data voor onze beleggingsbeslissingen.
Het uitbreiden van de reikwijdte van CO2-voetafdrukmetingen naar opkomende markten en minder liquide activaklassen leidt tot een lagere beschikbaarheid van geverifieerde emissies en minder nauwkeurig gemodelleerde emissies. Wat uiteindelijk leidt tot een lagere algehele datakwaliteit voor de gehele portefeuille. Daarom wordt dit vooralsnog niet toegepast.
- 10. Due diligence – Artikel 34
Onze beleggingen doorlopen periodiek een due diligence cyclus om de daadwerkelijke en mogelijke negatieve impact van de beleggingen op duurzaamheidsfactoren te identificeren, te voorkomen en te verminderen en om verantwoording af te leggen over hoe de Pensioenregeling omgaat met de geïdentificeerde risico’s. Deze due diligence is er dus op gericht om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren te identificeren, prioriteren en analyseren. In ons due diligence beleid op de website worden de verschillende stappen van het due diligence proces nader toegelicht. Daarbij volgen we het model en de terminologie van het Instrumentarium van het Convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen.
- 11. Engagementbeleid – Artikel 35
Het pensioenfonds gaat via haar ESG-dienstverlener in gesprek met ondernemingen waarin het belegt (engagement). Daarnaast maakt het pensioenfonds actief gebruik van haar aandeelhoudersrechten om langetermijnwaardecreatie te bevorderen bij de ondernemingen waarin het belegt (stemmen). Daarbij besteedt het pensioenfonds aandacht aan de strategie, duurzaamheid en corporate governance van ondernemingen. Het pensioenfonds maakt onderscheid tussen twee soorten engagement: Normatieve engagement en Thematische engagement. Het doel van het Normatieve engagementprogramma is structurele schendingen van internationale normen te stoppen of te voorkomen. Als een onderneming als structurele normschender aangemerkt wordt, kan besloten worden tot uitsluiting. Het Thematische engagementprogramma heeft als doel ondernemingen aan te sporen om hun duurzaamheidsprestaties te verbeteren. De thema’s waarop engagement plaatsvindt, zijn passend binnen de speerpunten van het pensioenfonds. Op de website staat meer informatie over het engagementbeleid. Ook vindt u daar ons stembeleid.
- 12. Aangewezen referentiebenchmark – Artikel 36Er is geen alomvattende referentiebenchmark op het niveau van de pensioenregeling om te bepalen of deze is afgestemd op de ecologische en/of sociale kenmerken die het promoot. Hiermee is deze rubriek niet van toepassing.